De transitie naar een duurzame energievoorziening is een van de grootste uitdagingen van onze tijd. Overheden wereldwijd zetten ambitieuze doelen om klimaatverandering tegen te gaan en een groene toekomst te realiseren. In Europa en Nederland worden concrete stappen gezet om de energiesector te verduurzamen, CO2-uitstoot te verminderen en hernieuwbare bronnen te stimuleren.
Europese doelstellingen voor hernieuwbare energie in 2030
De Europese Unie heeft ambitieuze doelstellingen geformuleerd om de overgang naar schone energie te versnellen. In 2021 werd het "Fit for 55"-pakket gepresenteerd, dat de EU-klimaatdoelen voor 2030 aanscherpt. Een belangrijk onderdeel hiervan is de doelstelling om het aandeel hernieuwbare energie te verhogen naar minimaal 32% van het totale energieverbruik in 2030.
Dit betekent een forse toename ten opzichte van het huidige niveau. In 2020 was het aandeel hernieuwbare energie in de EU gemiddeld 22%. Om de 32%-doelstelling te halen, zal de capaciteit van wind- en zonne-energie de komende jaren sterk moeten groeien. De Europese Commissie schat in dat er jaarlijks zo'n 500 miljard euro aan investeringen nodig zijn in schone energietechnologieën.
Naast de overkoepelende EU-doelstelling hebben lidstaten ook nationale streefcijfers gekregen. Voor Nederland ligt de doelstelling op 27% hernieuwbare energie in 2030. Dit is een ambitieus doel, gezien het Nederlandse aandeel in 2020 nog slechts 14% bedroeg. Er zullen dus grote inspanningen nodig zijn om deze doelstelling te halen.
Nederlandse klimaatwet en CO2-reductiedoelen
In Nederland is in 2019 de Klimaatwetaangenomen, die wettelijk vastlegt dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49% moet zijn verminderd ten opzichte van 1990. Voor 2050 is het doel om de uitstoot met 95% te verminderen. Deze wet vormt het kader voor het Nederlandse klimaat- en energiebeleid.
Om de doelstellingen uit de Klimaatwet te halen, zijn concrete maatregelen nodig in alle sectoren van de economie. Het kabinet heeft daarom sectorale CO2-emissieplafonds vastgesteld. Deze geven per sector aan hoeveel CO2-uitstoot er in 2030 maximaal mag zijn.
Sectorale CO2-emissieplafonds in Nederland
De sectorale CO2-emissieplafonds zijn een belangrijk sturingsinstrument in het Nederlandse klimaatbeleid. Ze geven duidelijkheid aan bedrijven en organisaties over de verwachte bijdrage aan emissiereductie. De belangrijkste sectoren waarvoor plafonds zijn vastgesteld zijn:
- Elektriciteit: maximaal 12,4 Mton CO2 in 2030
- Industrie: maximaal 35,7 Mton CO2 in 2030
- Gebouwde omgeving: maximaal 10 Mton CO2 in 2030
- Mobiliteit: maximaal 25 Mton CO2 in 2030
- Landbouw en landgebruik: maximaal 18,9 Mton CO2 in 2030
Deze plafonds zijn ambitieus en vereisen een forse inspanning van alle betrokken partijen. Voor de elektriciteitssector betekent het bijvoorbeeld dat er een versnelde uitfasering van kolencentrales nodig is en een sterke groei van hernieuwbare opwekking.
Rol van het klimaatakkoord in energietransitie
Het Klimaatakkoord, gesloten in 2019, vormt de concrete uitwerking van de doelen uit de Klimaatwet. Het akkoord bevat een samenhangend pakket aan maatregelen om de CO2-uitstoot te verminderen. Voor de energiesector zijn enkele belangrijke afspraken gemaakt:
- Sluiting van alle kolencentrales uiterlijk in 2030
- Opschaling van windenergie op zee naar 11,5 GW in 2030
- Stimulering van zonne-energie op daken en in zonneparken
- Ontwikkeling van een waterstofeconomie
- Verduurzaming van de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving
De uitvoering van het Klimaatakkoord vergt een gezamenlijke inspanning van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Jaarlijks wordt de voortgang gemonitord en waar nodig bijgestuurd.
Monitoring en bijsturing via klimaat- en energieverkenning (KEV)
Om de voortgang van het klimaat- en energiebeleid te volgen, publiceert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) jaarlijks de Klimaat- en Energieverkenning (KEV). Deze verkenning geeft inzicht in de verwachte ontwikkeling van broeikasgasemissies en energieverbruik tot 2030. Op basis van de KEV kan het kabinet besluiten tot aanvullende maatregelen als de doelen niet binnen bereik lijken.
De meest recente KEV uit 2021 laat zien dat er nog een grote opgave ligt om de 2030-doelen te halen. Volgens de prognoses wordt met het huidige beleid een CO2-reductie van 38-48% bereikt in 2030, terwijl het doel 49% is. Extra maatregelen zijn dus nodig om de doelstelling te halen.
Stimuleringsmaatregelen voor duurzame energieproductie
Om de groei van hernieuwbare energie te versnellen, zet de Nederlandse overheid verschillende stimuleringsmaatregelen in. Deze zijn gericht op zowel grootschalige projecten als kleinschalige opwekking bij huishoudens en bedrijven.
SDE++ regeling voor grootschalige projecten
De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) is het belangrijkste instrument om grootschalige duurzame energieprojecten te ondersteunen. Deze subsidieregeling vergoedt het verschil tussen de kostprijs van duurzame energie en de marktwaarde van de geleverde energie. In 2021 was er 5 miljard euro beschikbaar voor de SDE++.
De regeling staat open voor een breed scala aan technologieën, waaronder:
- Windenergie op land en zee
- Zonne-energie (grootschalige projecten)
- Biomassa en biogas
- Geothermie
- CO2-afvang en -opslag
De SDE++ heeft een belangrijke rol gespeeld in de groei van hernieuwbare energie in Nederland. Zo is mede dankzij deze regeling het opgestelde vermogen aan windenergie op zee gegroeid van 1 GW in 2015 naar 2,5 GW in 2021.
Salderingsregeling voor zonnepanelen bij huishoudens
Voor kleinschalige zonne-energiesystemen bij huishoudens en kleine bedrijven is de salderingsregeling van kracht. Deze regeling maakt het aantrekkelijk om zonnepanelen te installeren door overtollige stroom terug te leveren aan het net tegen dezelfde prijs als de inkoop. De regeling heeft geleid tot een sterke groei van het aantal zonnepanelen op daken.
De overheid heeft besloten de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen vanaf 2023. In 2031 zal de regeling volledig zijn afgeschaft. Dit betekent dat huishoudens in de toekomst minder zullen verdienen aan hun zonnepanelen. De verwachting is echter dat de dalende kosten van zonnepanelen en batterijsystemen dit effect deels zullen compenseren.
Innovatiesubsidies voor groene waterstoftechnologie
Waterstof wordt gezien als een belangrijke energiedrager voor de toekomst, vooral voor sectoren die moeilijk te elektrificeren zijn. De Nederlandse overheid stimuleert de ontwikkeling van groene waterstoftechnologie via verschillende innovatiesubsidies. In 2021 is bijvoorbeeld 70 miljoen euro beschikbaar gesteld voor demonstratieprojecten op het gebied van groene waterstof.
De ambitie is om in 2030 een elektrolysecapaciteit van 3-4 GW te hebben voor de productie van groene waterstof. Dit vereist een forse opschaling van de huidige capaciteit en verdere kostenreductie van elektrolysetechnologie.
Netcongestie en infrastructuuruitdagingen
Een van de grootste uitdagingen bij de energietransitie is het aanpassen van de energie-infrastructuur aan de groeiende vraag naar elektriciteit en de toename van decentrale opwekking. Het huidige elektriciteitsnet is op veel plaatsen niet berekend op de snelle groei van zonne- en windenergie, wat leidt tot netcongestie.
Tennet's investeringen in hoogspanningsnetwerk
Netbeheerder TenneT investeert de komende jaren miljarden in de uitbreiding en verzwaring van het hoogspanningsnet. Voor de periode 2022-2031 is een investeringsplan van 13 miljard euro aangekondigd. Belangrijke projecten zijn onder andere:
- Aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen voor de aansluiting van windparken op zee
- Verzwaring van bestaande verbindingen om meer vermogen te kunnen transporteren
- Bouw van nieuwe transformatorstations om regionale netten te ontlasten
Ondanks deze investeringen blijft netcongestie de komende jaren een uitdaging. De doorlooptijd van nieuwe infrastructuurprojecten is lang, waardoor de netcapaciteit de groei van duurzame opwekking niet altijd kan bijbenen.
Congestiemanagement en flexibiliteitsmarkten
Om de bestaande netcapaciteit optimaal te benutten, wordt ingezet op congestiemanagement en de ontwikkeling van flexibiliteitsmarkten. Bij congestiemanagement worden producenten en grote verbruikers financieel gecompenseerd als ze hun productie of verbruik aanpassen om overbelasting van het net te voorkomen.
Flexibiliteitsmarkten bieden de mogelijkheid om vraag en aanbod van elektriciteit lokaal beter op elkaar af te stemmen. Zo kunnen bijvoorbeeld batterijsystemen of slimme laadpalen worden ingezet om pieken in het netgebruik af te vlakken. De Energiewet , die naar verwachting in 2023 in werking treedt, moet de ontwikkeling van deze markten verder faciliteren.
Energieopslag en batterijsystemen voor netstabiliteit
Grootschalige energieopslag speelt een cruciale rol bij het balanceren van het elektriciteitsnet en het opvangen van de variabiliteit van wind- en zonne-energie. Er lopen verschillende pilotprojecten met grootschalige batterijsystemen, zoals het 25 MW / 48 MWh batterijsysteem dat TenneT in 2020 in gebruik heeft genomen in Lelystad.
Naast batterijen wordt ook gekeken naar andere vormen van energieopslag, zoals pumped hydro storage en ondergrondse opslag van waterstof. Deze technologieën kunnen helpen om seizoensfluctuaties in de energievoorziening op te vangen.
Regionale energiestrategieën (RES) en lokale initiatieven
De energietransitie vraagt om een gezamenlijke aanpak van nationale en lokale overheden, bedrijven en burgers. In Nederland zijn 30 energieregio's gevormd die elk een Regionale Energiestrategie (RES) hebben opgesteld. Deze strategieën geven aan hoe de regio's willen bijdragen aan de nationale klimaatdoelen.
De RES'en bevatten concrete plannen voor:
- De opwekking van duurzame elektriciteit (wind en zon)
- De warmtetransitie in de gebouwde omgeving
- De benodigde energie-infrastructuur
Het opstellen van de RES'en heeft geleid tot een intensieve dialoog tussen overheden, netbeheerders, bedrijven en burgers over de ruimtelijke inpassing van duurzame energieprojecten. Dit proces heeft bijgedragen aan meer draagvlak voor de energietransitie, maar heeft ook knelpunten blootgelegd, zoals de beperkte netcapaciteit in sommige regio's.
Energiebesparing en efficiëntie in de gebouwde omgeving
Naast het verduurzamen van de energieproductie is het verminderen van het energieverbruik een essentieel onderdeel van het klimaatbeleid. In de gebouwde omgeving liggen grote kansen voor energiebesparing en efficiëntieverbetering.
Energielabel c-verplichting voor kantoorpanden
Vanaf 1 januari 2023 moeten alle kantoorpanden in Nederland minimaal energielabel C hebben. Deze verplichting moet leiden tot een significante verbetering van de energie-efficiëntie in de commerciële vastgoedsector. Kantoren die niet aan deze eis voldoen, mogen in principe niet meer als kantoor worden gebruikt.
De verwachting is dat deze maatregel zal leiden tot een golf van renovaties en verduurzamingsprojecten in de komende jaren.
Warmtetransitievisies van gemeenten
In het kader van de energietransitie in de gebouwde omgeving zijn gemeenten verplicht om uiterlijk eind 2021 een warmtetransitievisie op te stellen. Deze visies geven per wijk aan wanneer en hoe de overstap van aardgas naar duurzame warmtebronnen zal plaatsvinden. Dit is een cruciale stap in het verduurzamen van de warmtevoorziening in Nederland.
De warmtetransitievisies bevatten onder meer:
- Een tijdpad voor het aardgasvrij maken van wijken
- Een inventarisatie van potentiële duurzame warmtebronnen
- Een analyse van de kosten en baten voor bewoners
- Een plan voor bewonersparticipatie en communicatie
Gemeenten staan voor de uitdaging om haalbare en betaalbare oplossingen te vinden voor de warmtetransitie. In sommige wijken ligt een warmtenet voor de hand, terwijl in andere gebieden individuele warmtepompen of hybride systemen kansrijker zijn. De warmtetransitievisies vormen de basis voor de concrete uitvoeringsplannen op wijkniveau.
Isolatieprogramma's en de ISDE-subsidie
Een essentiële stap in het verduurzamen van de gebouwde omgeving is het verbeteren van de isolatie van woningen en gebouwen. Goede isolatie vermindert niet alleen het energieverbruik, maar is ook een voorwaarde voor het effectief toepassen van duurzame verwarmingstechnieken zoals warmtepompen.
De overheid stimuleert woningisolatie via verschillende regelingen, waaronder de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Deze subsidie is beschikbaar voor particuliere woningeigenaren en VvE's die investeren in isolatiemaatregelen zoals:
- Spouwmuurisolatie
- Dakisolatie
- Vloer- of bodemisolatie
- Hoogrendementsglas
De ISDE-subsidie dekt ongeveer 20% van de investeringskosten. In 2021 was er 124 miljoen euro beschikbaar voor isolatiemaatregelen via deze regeling. Naast de ISDE zijn er ook lokale subsidies en leningen beschikbaar, vaak aangeboden door gemeenten of provincies.
Het Nationaal Isolatieprogramma, aangekondigd in 2021, moet leiden tot de isolatie van 2,5 miljoen woningen in de periode tot 2030. Dit programma richt zich vooral op woningen met slechte energielabels (E, F en G) en combineert financiële ondersteuning met voorlichting en ontzorging van woningeigenaren.